Voor de donderdagavondtraining had Roelof in de groeps-app voorgesteld Terherne om te roeien. Aangezien het nog verre van behaaglijk is op het water en het gauw donker is, had ik daarin geen zin. Dat kon ik verbloemen met een prima argument. De eerste race zaterdag is maar 11,5 km. De Lytse en Grutte Griene om, met onverwachte power-opdrachten zou daarvoor goed genoeg zijn.

31 maart. Een prachtige dag, voor wie van weer houdt bij weer of geen weer. Stormvlagen deden de Houkesloot boven Stayokay uit stuiven. En ik verheugde mij …. jûn! De Lytse en Grutte had ik al uitgesloten, mijn zwemvest maar ‘ns opgezocht en de accu van de camera aan de lader. Er diende zich geen watje aan op de App. Niemand die ’t roeien voor vanavond in twijfel trok.

Met plezier trapte ik ’s avonds tegen de wind in richting training. En met nog meer plezier vanaf ’t Ouwe Vat voor de wind, hard! Moest ook wel, want ik ben al-tijd laat, te. Negen roeiers. Niet ideaal met deze kou. We hadden zin! Bij ’t afvaren acht. Hè? Mooi passend, … ‘Jelmer is opgestapt.’ ‘O’, ik begrijp wat Jelmer denkt: studie, denk ik, wijs.

‘We roeien even naar de stad.’ Dat zei ík niet. Ik had het Sneekermeer in mijn verbeelding, al de hele dag. ‘Nee, we gaan even binnendoor, richting Scharnegoutum.’ Verontwaardigd, teleurgesteld in dit watje-gedoe heb ik van de toren geblazen en aangehouden dat we het Sneekermeer op gaan. ‘Dat kunnen jullie best! Ik weet dat jullie dat kunnen.’ ‘Maar teruhug?‘ vroegen roeiers zich af. ‘Dat kunnen jullie. Dát vertrouwen geef ik jullie.

Wind: 7, 8 Bf, precies in de richting van de Houkesloot en Krúswetter. Dus foar it lapke.

Ik heb ze uitgedaagd; ‘Een echte watersporter weet wat kan, die weet dat dit kan.’ Sommige gaven zwijgend toe, de ander sprak me naar de mond, slagroeier Henk genoot stilletjes om zijn maatjes niet af te vallen en Gerrit van Solkema vond het wel goed in de trant van geen ervaring, geen idee wat kan, ’t zal wel, ‘k zie wel. Gerrit naast hem genoot. ’t Is dat Sjoerd K. er niet was. ‘k weet niet of ik de grootste bluffer dan was. Maar ik bluf ook niet. Ik weet dat ze ’t kunnen.

Ik heb wel een reddingsvest maar mijn zwemvest is voor waterSPORT. Gewoon een eigenwijsheid van mij. En ik heb wel acht redders aan boord! Remco keek erop toe dat ik het zwemvest zwemvast aandeed. ‘Het water is nog koud hoor!’ Vorige week had ik zo hard geroepen dat ik in 7 jaren nog nooit overboord ging. Dat is verzoeken van de goden. Reden om toch maar …

In de eerste kilometer probeerden ze nog allerlei uitwijkingen om níet het Sneekermeer op te gaan. ‘We gaan hier (Houkemar) wel even in de wind’, ‘Of op de Potten’, ‘Ja! Dat doen we, op de Potten roeien.’ Nee, ik wilde het echte werk. Allard: ‘Zullen we hier even proberen tegen de wind in te roeien.’ Nou, dát was wel een goed idee. Niet uit stiekeme onzekerheid, wél omdat ze dan zelf ervaren dat ze ’t kunnen.’ En zo gebeurde. Makkie. Wat een flair kwam er op de gezichten. Dat ging lekker tegen de wind in! Hup! Rechtsomkeer, naar het Sneekermeer. Ze gingen ’t best leuk vinden. Ik moedigde ze aan voor de 11 te gaan. Nee! 12 of 13km/h. Dat zou toch moeten kunnen! Maar dat was een misvatting. Zelfs de 11km/h hebben we niet geraakt.

‘Weet je wat! We roeien tussen het Starteiland en Groot Schar door en dan varen we voor de wind op ’t Sneekermeer en dan gaan we alleen om het Groot Schar. Over het Jouster vaartje terug.’ Dat vond Remco een goed – lees wijs – idee. Naarmate we dichterbij kwamen had ik zo’n zin om over het Sneekermeer te stuiven. Hoplakee voor de wind naar de Sybesloot. Zo koppig als ik ben, heb ik minstens twee keer dat enthousiast geroepen. Gerrit Lageveen wilde ook. Gretigheid was van zijn gezicht te lezen. Roelof kreeg ook een tikkie zin. Maar wat ben ik blij met wijze mannen aan boord.

We gingen doen wat we zouden doen en noemden nog gekscherend Roelof’s rondje Terherne.  Op het Groot Schar was het een gekrijs van jewelste; honderden meeuwen. Een prachtig gezicht en gehoor. Ons Sneekermeer was saai. Onbedoeld roeiden we niet op lange baren met koppen.

Wát guur! Vinger blazen, handen klappen, armen om ’t lijf slaan. De kale omgeving bekrachtigd de winterse beleving. En dan begint het echte werk. Het Jouster vaartje indraaien; kop in de wind. Zien hoe lang ’t duurt…

Het landschap was midwinters kil. Niks vrindelijks aan. 31 maart. Nog voor de oversteek van het PM was het al bar, schuiven. Soms maar 2 km/h. Meer dan voor het oog. Want dat leek stilliggen. Ondanks dat het water daar toch redelijk vlak was, was dat het ergste. Ik dacht luidop over roeien op het IJsselmeer bij vergelijkbare wind; dát was stilliggen, stuurloos zijn. En onze oneindige onhaalbare roeitocht van Kornwerd naar Harlingen. Er kwam geen einde aan. Zijn we teruggegaan.

Dit was toch wel een prachtige training voor de HT! En zo overdreven als ik nu en dan ben, heb ik dat vaak gezegd. En ik dacht nog: ‘Heren! Jullie zijn voorbereid voor zaterdag!’ Ik bedoelde dat ik verwacht dat andere teams niet zo trouw en intensief trainen.

Na de oversteek was 3,3 zo ongeveer het dieptepunt  en 4,5 tot 5 haalbaar. Ik werd geacht te tellen, houvast te geven. Een opvallende spontane roeiontwikkeling merkte ik bij Jacob. Bij het harken in de wind op, was hij onbewust efficiënter zijn overhalen gaan maken; laag over het water.

Herhaaldelijk komt bij mij het trotse tevreden gevoel op, dat we ’t hebben gedaan, omdat ik er zin in had, wist dat ‘t ‘met gemak’ kon, dat het veilig was, dat ’t kicken is, omdat het tegen ’t randje zit, dat het de mannen goed heeft gedaan, dat ze genoten, wij alle negen. Ook omdat ik weet dat niemand anders hen dit had laten doen. Durven vind ik niet eens van toepassing. Doen, genieten. Ik weet zeker dat Sjoerd K een goede avond had, maar óók dat hij dit had willen meemaken. Harde wind staat op zijn verlanglijstje.