Donderdagavond 26 maart 2015; de tweede week in training. ’t Is koud. Dat het donker is zijn we gewend.  Tweehonderd meter de haven uit: ‘Zullen we naar ’t Ouwe Vat!? Ik heb de beurs mee’. ‘Ook de pinpas?’ ‘Ja, ook de pinpas.’ Dat was Allard.

Bijna op de Houkesloot. ‘Annechina, kunnen we niet wat verder!?’ Geen denken aan. Zo allemachtig koud. Slagroeier Sjoerd vond één eiland wel welletjes. Ik ging voor twee, zoals mijn eerste voorstel in de groeps-app, mooi tussen de wensen in.

We dieselden naar het Kruiswater, het PM-kanaal in een tempo goed vol te houden. ‘Zullen we doorgaan tot voorbij het Jouster vaartje? Dan met z’n allen ’n pauze?’ ‘Goed!’ Het idee gaf al wat meer vermogen.

Bekend Sneekermeer

Gerrit: ‘Wat is dat, foar ’t lapke?’ Dat is met de wind in de rug. Mijn volgende voorstel – lees opdracht – was foar ’t lapke in één ruk op 10 km/uur tot voorbij het Starteiland, daar in de luwte weer een gezamenlijke stop. Ik ging op het achterdek staan om de mannen te helpen met mijn windvang. Wijdbeens, staand op een hoop dekkleed, knieën iets gebogen. Het lukte. Dus mijn inschatting was goed. Én de uitdaging was perfect; nét haalbaar met 9,8 en 9,9 …

‘Nog ca. 50 meter! Alles op alles! Die 10,5 voorbij! Come onnnn! Ja,ja,ja,ja,jaa,’ BÉNG! Krrrrrrrrrr… Stil. Van volle kracht naar niks. ‘k lag ergens benee. Met 10,5 km/h huppakee vanaf het achterdek voorover. Natuurkunde. Daarom ging ik in zeven jaren sturen nog nooit overboord. Afkloppen …

Hoe is ’t met mijn roeiers? ‘Twee riemen stuk’. Niks over hunzelf. Nog geen wedstrijd geroeid! ‘Oh, er zijn al twee extra besteld,’ zei Roelof geruststellend. En hoe is het met jóu!?’ ‘Dat voel ik later wel.’ Dus ‘niks’. Ah!’s en ‘Oeh!’s hebben ze van pijn van mij meer gehoord door stollend bloed dat in beweging komt. Althans dat dacht ik over mijn extreem koude handen bij bewegen. Om van te hyperventileren, zo eng.
Beduusd dobberden we. Van zo’n onnozelheid met goede afloop, moet ik altijd direct aanhoudelijk lachen, maar dat kan natuurlijk niet. Gniffelen in het donker. O! Wát een lol! ‘We moeten de riemen halen.’ Ja, shit. Roelof zette de schijnwerper op. Op de grijze golven valt een wit blad direct op. Ik gaf bakboordboeg commando, maar deed niks. O ja, hun riem.

De Slag bij Roerkoning

Dit was mijn fout. Heb ik toegegeven, herhaaldelijk. ‘Michel was dit niet gebeurd!’ Michel stuurt de dames en is safety first. Wat zullen ze wel niet zeggen, de dames.

Ik weet de situatie ter plekke exact. Palen met touw ertussen om het havenhoofd. Visueel was ik gefocust op het baken en de laatste meters hárd gaan. De palen waren onzichtbaar. Terwijl ik weet …
Of ze boos waren? Nuchter: nee. ‘Weer eens iets meegemaakt. Hebben wij weer eens wat te vertellen!’ En spontaan komen oude verhalen: ‘Hoe heet ‘ie ook al weer.. uhh, Harkema …’ ‘Was jij er toen ook al bij!?’ ‘Ja. René moest toen naar de tandarts, die had zijn eigen brute kracht vol tegen zijn muil gekregen. Ik deed ’t bijna in m’n broek! Van acuut schuldgevoel. Ik stuurde net hooguit een paar maanden. We roeiden boord tegen boord. Ik zag dat het fout ging, maar zei niks. De commando’s had ik nog niet geautomatiseerd.

‘En tóen, bij de, nee, óp de brug bij Akkrum. Ohhh! Wat was ‘ie pissig! En daarna is het nooit meer goed gekomen.’ ‘En Gerrit was er toen nog maar net bij. Zijn duim zat klem tussen brugdek en helmstok.’ En nog meer van dattum. Midscheeps rammen en zo. Niet opzettelijk hoor.

Over deze training ik tegen Hobbe: ’t Ging wel lekker hè?’ ‘Ja, maar na dat, niet meer.’ En toch was ik dat niet met Hobbe eens. Die kerels hebben nog gepoeierd joh! Een kwartier rammen naar de haven. Minutenwerk. Dat wil zeggen met de wekker op 20.50 uur en achter elkaar met timer zoveel mogelijk slagen per minuut eruit raggen. Plus regen … nouuuu, dán kunnen ze!

‘Zie je wel! Hadden we verder geroeid, dan was dat niet gebeurd. ‘Nee!’, bevestigde ik breed grijzend. ‘We hadden wél een eind om gemoeten. Dan waren we daar niet langs geroeid.’ Roelof, Hobbe en Gerrit waren het zeer eens met elkaar vanavond. Lekker dat je op zo’n stuur moet vertrouwen, die je verzekerd dat een vergelijkbaar iets vaker kan en ook zál gebeuren. ‘Nu weet ik waarom ik op de boeg moet zitten! Levensgevaarlijk!’ ‘Ja. En het stomme is, dat dit niet te voorkomen is.’ Typisch een geval van je weet het en tóch gebeurt het. Net zoals Heleen, die vol tegen de lantaarnpaal liep. Met dit verschil dat zij maanden uit de running was met een zware hersenschudding. Ik had een pijntje; niet eens een schaafwond! Nu was ik natuurlijk ook flink beschermd ingepakt. Bivakmuts, capuchon daarover. Nee, dat was ’t niet. Ik was als een stuntvrouw beland. Bij toeval.

Deze gaat de geschiedenis in als De slag bij Roerkoning.

Geluk na een ongeluk

’t is maar hoe je het bekijkt. Wij, op z’n Woelwaters. We bestellen nog twee extra riemen erbij als reserveriemen. En we zijn één een geurend pronkSTUK rijker, vers gelakt, twee dagen eerder geveterd, nu al aan de wand. Wij krijgen een echte roeierskantine! Twee: gelukkig is het de eerstvolgende roeitraining dat ik stuur, een uur langer licht; brokkentijdwinst. Drie: weer een verhaal erbij. Vier: Ik weet wat ik krijg op mijn vijftigste!

Annechina de Jong, stuurvrouw van de heren Woelwater

Misschien moet het Woelwater jongensboek er maar ‘ns van komen.